29 september 2018

(O6) Eduardo Chillida over de horizon van het leven


Beste opa,
Een gezellige avond, die had jij vroeger toch ook wel eens? Als thuis de Bonte Dinsdagavondtrein van de AVRO op de radio voorbij denderde? Of was het gewoon als de buren op bezoek kwamen, er een kop koffie werd gedronken, de fles jenever  werd aangebroken en iedereen om een uur of tien naar huis en naar bed ging? 
Opstijgen naar de horizon van het leven.....
Eerlijk gezegd kan ik me niet herinneren dat wij, dat wil zeggen, mijn vader en moeder, al of niet met mijn broer, wel eens op een zaterdagavond op bezoek kwamen. Als we kwamen, was dat op zondagmorgen. Maar goed, dat is een ander verhaal. 
Ik wil je alleen maar laten weten dat wij onlangs een heel gezellige avond hadden. Vrienden onder elkaar. Er werd gedronken, er werd gelachen. Totdat een van de gasten met het taartlepeltje op z’n bierglas tikte en even om aandacht vroeg. Hij trok een serieuze rimpel in zijn voorhoofd. Heel serieus. We werden er stil van. En dat was ook wel nodig want we kregen te horen dat twee bekenden van ons allen, daags daarvoor waren overleden. Ze zijn er niet meer. Ze zijn dood.

El Elogio del Horizonte



Als er een veertje in de kamer had gelegen, zou het spontaan naar boven zijn gedwarreld op de thermiek van onze zuchten. Zoals de vlinder de ziel geluidloos meevoert naar de andere kant van het leven. De gesprekken kregen ineens een serieus karakter. Alsof iedereen op zijn of haar manier ineens nadacht over de dood. Ik ook. Ik moest aan jou denken. 
Nog steeds staat het in mijn herinnering gegrift wat er daags na het overlijden van oma gebeurde. Zij lag opgebaard in de voorkamer waar ik normaal gesproken de zondagochtenden doorbracht met het lezen van oude jaargangen van Het Leven. Jij kwam beneden, je opende deur tussen de voorkamer en de achterkamer, waar wij zaten, en ineens bleef je staan. Je keek om en pas toen drong het tot je door dat je echtgenote de dag daarvoor was overleden. Dat ze daar opgebaard in de kist in de voorkamer lag. Je was het even vergeten. En je huilde. 
Tsja, lieve opa, de dood is iets onherroepelijks. Eenmaal dood, is altijd dood. Vanaf onze geboorte weten we dat de dood uiteindelijk onvermijdelijk zal zijn. De dood kan toeslaan bij een fataal ongeluk. Je kunt al op vroeger leeftijd kanker krijgen. Maar je kunt ook oud worden, zoals jij, en dan toch ineens de dood willen verkiezen boven het leven omdat het leven je ineens niets meer heeft te bieden. Maar ik dwaal af.
Wat is de dood? Wat betekent het ouder worden? Ik vroeg het lang geleden eens aan de Baskische beeldhouwer Eduardo Chillida tijdens een interview in zijn atelier in San Sebastian. ‘Hou ouder ik word, hoe jonger ik me gedraag’, was toen zijn antwoord.  
‘Waar andere mensen een zekere tevredenheid of berusting etaleren, word ik steeds onrustiger, wil ik voor mezelf en anderen steeds meer vragen opwerpen.’ 

Eduardio Chillida (1924-2002)
Lange tijd hadden we het tijdens dat gesprek over zijn monumentale werk in de Noordspaanse kuststad Gijón. Een immense open cirkel van beton, gesteund door twee pilaren. Elogio del Horizonte had hij dit werk genoemd. Letterlijk vertaald: de lof van de horizon. Met andere woorden: met die open cirkel, gericht naar de wereld wilde hij de horizon prijzen die de toeschouwer als het ware opneemt en naar de toekomst voert. Althans, zo had ik het begrepen toen ik, nietig als een klein mens, voor en onder dat geweldige werk stond.
- Maar wat was dan de horizon van Chillida zelf? Veranderde dat toen hij ouder werd? 
‘Ik werk meer en beter dan ooit’, zei hij. ‘Maar ik merk ook dat er iets met mij gebeurt. Afgezien van het feit dat ik steeds minder haar heb en dat mijn fysieke krachten afnemen. Ik zie ook steeds slechter, maar ik zie het wel beter. En het is niet de ervaring, zoals zo vaak wordt gezegd. De ervaring is zeer behoudend. Ervaring wijst alleen op een zekere opslag van kennis. Daarentegen is de perceptie, de waarneming een voorwaarde om kennis te kunnen verkrijgen. En dat is een toestand waarin ik mij optimaler dan ooit bevind. Hoe ouder ik word, hoe groter mijn vermogen om waar te nemen. Vroeger moest ik nadenken over het type potlood en papier dat ik wilde gebruiken en als ik dan een lijn had gezet, kostte het me enkele dagen - soms zelfs een week - om er achter te komen of die lijn ook de lijn was die ik bedoelde. Nu zet ik een lijn en binnen een minuut weet ik dat-ie goed is. Zoals gezegd, mijn ogen worden slechter, maar ik zie steeds beter.’ 
- De vraag die vervolgens onvermijdelijk was, stelde ik ook. Want wat betekende de dood voor hem? 
De windkammen van Chillida bij San Sebastian
Even keek hij dromerig voor zich uit. Alsof hij de horizon van zijn leven met eigen ogen wilde zien. ‘De dood’, herhaalde hij langzaam. ‘Ach, het is iets wat elke dag dichterbij komt en voor iedereen merkwaardig genoeg - met dezelfde snelheid of je nu pas geboren of bejaard bent.’ 
- Is de dood dan geen horizon van het leven....? 

Chillida aarzelde. ‘Ik denk het niet. Misschien weten we dat pas later, als het over is’.

Enfin, lieve opa, dat schoot me allemaal door het hoofd toen ik op een feestelijke avond met veel gelach en drank te horen kreeg dat twee mensen, die ik ooit goed heb gekend maar ook al zeker geen dertig jaar meer had gezien, waren overleden. Dat was het moment dat ik me afvroeg of jij de horizon van het leven hebt gezien en of ik zelf ooit die kans krijg. De tijd zal het leren. Een hopelijk kunnen we daarover nog eens een boom opzetten als ik na mijn dood naar boven ben gestegen zoals monniken dat denken te doen als ze naar de hemel gaan. Net als dat veertje in de huiskamer.

p.s. Kort voor ik deze brief wilde versturen, kreeg ik bericht dat een goede kennis uit Madrid is overleden. Kanker. ‘De verkeerde ziekte’, zei mijn buurvrouw. Dat is net zoiets als buikgriep. Het heerst.




14 september 2018

(O5) De discuswerper van de rommelmarkt


Beste opa,
Een opa en oma op de fancyfair in Diepenheim
Ik heb je niet gezien maar ik had je zo maar tegen kunnen komen. En dan nog wel in de manège van Diepenheim, ook al had je daar in je vorige leven niets te zoeken. Onder het dak van die manège - buiten miezerde het een beetje - wandelde ik door jouw leefwereld met meubels, keukengerei, lampen en kleedjes zoals jij en oma die thuis hadden. Ik zag zelfs twee portretten van een echtpaar… Tsja, het zouden je ouders geweest kunnen zijn. 

En verder? Veel serviesgoed, tafels, glaswerk, tapijtjes, stoelen, keukengerei, wandversieringen, portretjes, sigarendozen, kinderspeelgoed, klokken, kerstversieringen, bijbels, boeken en nog veel meer ‘goedbedoelde rotzooi´, zoals Wim Sonneveld dat ooit noemde. Brocante, heet dat in het uit het Frans geleende vocabulaire. Fancyfair zeggen ze dan in goed Nederlands, ook al zijn die twee  woorden overgenomen uit het Engels. Rommel- of vlooienmarkt zou beter zijn. Boedelscheidingen, erfenissen, leeggehaalde huizen, overbodige zaken, het komt uiteindelijk allemaal bij elkaar bij een fancyfair, een rommelmarkt of een kringloopwinkel.

Een tekening van Jacques Tardi
Uiteraard ging mijn interesse in de manège uit naar de afdeling waar de boeken waren verzameld. Want soms tref je best wel eens een bijzonder exemplaar aan. Zo vond ik nog maar kort geleden op de rommelmarkt in Delden een prachtig boekje over de wonderbaarlijke lotgevallen van Jubal Jubelslee met tekeningen die Rodolphe Töpffer in 1839 toevoegde aan de originele versie uit 1827. Toen was het boekje in Genève verschenen onder de titel Histoire de Monsieur Vieux-Bois. 
De teksten werden in 1975 op rijm gezet door niemand minder dan Gerrit Komrij. Dat begint zo: Al zijn liefdesavonturen, en hoe Jubal ´t moest bezuren, leest u hier, hoezee, hoezee! Ja, hoezee voor Jubelslee.…’. En dat allemaal voor twee euro. Trouwens, een van mijn dierbaarste boeken, Reis naar het einde van de Nacht van Louis-Ferdinand Céline vond ik met de originele tekeningen van de Franse tekenaar Jacques Tardi op de wekelijke boekenmarkt op het Spui in Amsterdam. 
De liefdesavonturen van Jubal Jubelslee
Maar goed, terug naar de manège. Wat je dan niet allemaal tegen kunt komen. Honderden boeken met een hoog Sissi-gehalte. Weinig wereldliteratuur. Wel een doos vol met een serie boeken over windjammers, zeilende oorlogsschepen, Zuidzeevaarders, de armada en passagiersschepen. 

Geen slechte lectuur voor iemand die in Diepenheim aan Zee woont.

En verder? Ach, ik noem er maar een paar: een gebedenboekje van Toon Hermans, Kinderrijmpjes onder de titel HandjePlak, een tijdschrift over zadelpijn en ander damesleed en een geschrift voor de Vlijtige Accordeonist. En dan nog het boekje De Naaimachine. Ondertitel: Heleen van Royen over moederschap. Met op de cover een nogal sexy uitziende dame achter de naaimachine.De schrik sloeg me om het hart. Zou mijn boek over de joffers Van Beckum - Martelaressen van adel - daar volgend jaar ook tussen liggen? Ik zag wel enkele boeken van Geert Mak. Bedenkelijk.
Uiteindelijk vond ik niets van mijn gading. Nou ja, één ding vond ik wel de moeite waard. Het was klein en het stond in de verste hoek van de manège. Het was een op hout geschilderde discuswerper. Er boven stond geschreven: VIII Olympiade. Daaronder: Yeus Olympiques, Paris 1924. 
Hoe kwam dat ding daar terecht? Wat had Diepenheim te maken met de Olympische Spelen van 1924 in Parijs? Weet jij het, beste opa? Jij was toen veertig jaar maar geen discuswerper. Fabrieksarbeider. Zo stond je ingeschreven bij de burgerlijke stand. Wie dan wel? Al googelend las ik dat het best wel memorabele spelen zijn geweest. Duitsland bleef uitgesloten omwille van de Eerste Wereldoorlog. Voor het eerst in de geschiedenis van de Spelen werd het olympische motto citius, altius, fortius gebruikt: sneller, hoger, sterker. Bij het zwemmen gingen er drie gouden medailles naar Johnny Weissmuller die ik in mijn jonge jaren nog vereerde als Tarzan.
Maar discuswerpen? Twee Amerikanen en een Fin stonden er toen op het podium. De enige Nederlander die mogelijk wel eens een discus had geworpen was Christiaan Tonnet. Hij bereikte in 1924 een achtste plaats op de moderne vijfkamp. Maar helaas, bij die vijf onderdelen (schermen, pistoolschieten, hardlopen, zwemmen en paardrijden) zat geen discuswerpen.
Toch is Tonnet even een verhaal apart. Als luitenant-kolonel van het Wapen der Artillerie werd hij tijdens de laatste wereldoorlog opgepakt en op transport gesteld naar Duitsland., Daar zou hij ongetwijfeld de dood hebben gevonden voor een vuurpeloton ware het niet dat hij onderweg bij Oldenzaal uit de trein wist te springen. Stoere vent, die Tonnet. Later sloot hij zich aan bij het Gewest Achterhoek van de Binnenlandse Strijdkrachten. Totdat hij op 14 november 1946 om het leven kwam bij een vliegramp op Schiphol.

Oldenzaal, Achterhoek? Je zou bijna gaan denken dat hij in die tijd Diepenheim een keer moet hebben gepasseerd. Zou hij, ter herinnering aan de Spelen van 1924 in Parijs, dat kleine bordje met de discuswerper als een blijvende herinnering meegenomen hebben? En heeft hij het kleinood vervolgens ergens tussen Oldenzaal en de Achterhoek laten liggen of verloren waarna het ruim zeventig jaar later in een vergeten hoek van de fancyfair in Diepenheim terecht kwam? Het zou zo maar kunnen.
Even dacht ik dat ik het wilde kopen. Zou jij het gedaan hebben? Maar ja, wat had ik eigenlijk met de Olympische Spelen van 1924 in Parijs? Niets. Een discus heb ik nooit geworpen. Jij toch ook niet? 
Ik heb het laten staan. Want uiteindelijk, zo bedacht ik mij, zou het kleinood na mijn dood opnieuw op een fancyfair, brocante-winkel of rommelmarkt terechtkomen.
Beste opa, waar je ook bent, ik wens je een bijzonder aangenaam weekeinde. En kijk eens even om je heen. Wie weet, kom je die Tonnet nog ergens tegen. In dat geval moet je hem veel groeten overbrengen van je kleinzoon uit Diepenheim aan Zee. Over twee weken krijg je weer een brief van mij.