15 februari 2019

En toen gooide ik in een bui van totale razernij al mijn boeken op straat


Hoe was het ook al weer? Inderdaad, het loopt altijd anders dan je denkt. Mijn agenda veranderde (soms van dag tot dag), ik kon twee kleine projecten voor de naaste toekomst afvinken en er kwamen er twee nieuwe bij. Nieuwe illusies. Ik had er zelfs slapeloze nachten van.

Totdat…….. totdat ik op een goede nacht in een diepe slaap viel en een meer dan bizarre droom had. Die begon met een moment van totale razernij. Ik gooide alle boeken uit het raam. Weg er mee. Alles op straat. 
Bevrijd van alle schrijf- en leeslasten liep ik de straat op. Niemand had het gezien. Toch enigszins merkwaardig. Ik sloeg de hoek om en….jezus, ik schrok me dood. Alsof de marsmannen waren geland. Gekleed in witte plastic overalls, zwarte motorpet op het hoofd liepen vijf buitenaardse wezens langs me heen terwijl ik net op een terras in Diepenheim aan Zee aan een buurman mijn verhaal over de boeken wilde vertellen. Ze keken niet op of om, liepen door, sloegen een hoek om en verdwenen even raadselachtig als ze waren gekomen.
Waar was ik beland? In een verhaal van Belcampo? Was het nog wel een droom? Haastig liep ik terug naar huis. De boeken waren weg. Midden op straat stond een gevaarlijk uitziende roofvogel. Zijn lijf was net als een poema geel met zwarte vlekken. De kop was van een adelaar. Wat was dit? Een digitaal gemanipuleerde Fenix? 
Nee, want in mijn droom werd mij gezegd dat het mijn opa was. Hij was de Fenix, de gereïncarneerde grootvader. Maar ineens was hij ook weer weg. Opgelost in het niets. Pas toen ik thuis was, begreep ik dat ik niet had gedroomd. Hij was even op bezoek geweest in Diepenheim aan Zee. Het had te maken met boeken en met geplastificeerde illusies. 
En nu? Brexit, aanslagen, CO2-discussies, Floortje weer aan een ander einde van de wereld, verwarring alom. Daar zullen de verkiezingen niets aan veranderen. (wordt vervolgd)



1 februari 2019

(13) Op reis door de tijd met foto's van toen en de herinneringen daaraan


Dag Opa,

16 april 1937: de ouders van het bruidspaar. Links achter opa Klein Bruggink
Ruim 81 jaar geleden trouwde jouw dochter met mijn (latere) vader. Ik heb het trouwboekje hier naast me liggen. Het huwelijk werd voltrokken op 16 april 1937. Toeval of niet, acht jaar later zou ik op precies dezelfde dag het eerste levenslicht aanschouwen.
Mijn geboorte verliep zeker niet vlekkeloos, ook al kan ik me daar zelf weinig van herinneren. Op 16 april 1945, zo is mij later verteld, was een groot deel van Almelo al bevrijd door de Canadezen maar wij lagen nog in de vuurlinie omdat de Duitsers zich op de algemene begraafplaats achter ons huis aan de Willem de Clercqstraat hadden ingegraven. ’Toen ik van jou in verwachting was, zaten wij steeds in de gang vanwege luchtalarm’, schreef mijn moeder - jouw dochter - mij op 16 augustus 1979 in een luchtpostbrief aan mijn tijdelijke adres toen ik onderweg was in Mexico. 
Uiteraard wist jij hoe penibel de situatie toen was. Niet erg rooskleurig, aldus mijn moeder.  ‘De laatste dagen van de oorlog brachten we met z’n allen door in de kelder van Ten Broeke’. (Dat waren buren van ons die aan de Egbert ten Catelaan woonden). ‘Iedereen was bezorgd over mij omdat jij elk ogenblik geboren kon worden. Maar gelukkig heb je gewacht tot we weer naar huis konden. Opname in een ziekenhuis kon niet. We hadden geen enkel raam meer in huis want ze hadden de brug laten springen.’ Zo kwam ik dus ter wereld: temidden van glassplinters, de laatste schoten en de eerste hoera-stemming vanwege de bevrijding. 
Dat was 1945. Ik neem je toch nog even mee terug naar 16 april 1937. Het moment dat je dochter, samen met haar kersverse echtgenoot het stadhuis van Ambt-Almelo verliet, werd vastgelegd door een fotograaf. Hij maakte ook foto’s van jou en oma, samen met opa en oma Boom. Het zijn de enige herinneringen aan dat huwelijk en, voor zover ik weet, ook de enige foto waarop jullie samen met de ouders van je nieuwe schoonzoon staan. 

De huwelijksfoto is sinds kort terug te vinden op pagina 187 in het fotoboek Almelo - Eerste helft twintigste eeuw samengesteld door Peter Leeuwen. Prachtig boek. Met maar liefst 352 pagina’s vol fotografische herinneringen. Ik heb het boek cadeau gedaan aan mijn kleindochter, dat wil zeggen, jouw achter-achterkleindochter. Tenslotte is Almelo ook haar geboortestad. Daarmee overspannen we ineens een tijdvak van meer dan honderd jaar. Om nog maar te zwijgen over de vele jaren vóór jouw geboorte in 1883. Want uiteindelijk was jij weer een kleinzoon van jouw grootouders. Nu maar hopen dat mijn kleindochter aan haar kleinkinderen kan verhalen over haar grootvader en de grootvader van haar opa. Eeeh, volg je het nog?
De broodventers van bakkerij Dijkers
Ik weet uiteraard niet in hoeverre jij in staat bent om het bewuste fotoboek in te kijken. Probeer het toch maar. Je zult met verbazing herinneringen kunnen ophalen aan situaties, plekjes, gebouwen en mensen uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Dat wil zeggen: de jaren dat jij in volle glorie aanwezig was in Almelo en elke dag op en neer fietste tussen je huis aan de Deldensestraat - als ik me goed herinner op nummer 144 - en Bendien’s Confectiefabrieken aan de Holtjesstraat waar je werkzaam was op de werkplaats.
Neem bijvoorbeeld de foto op pagina 17 waarop de broodventers van Dijkers staan met hun broodkarren. Die kan ik me zelfs nog herinneren. Even zo goed herinner ik mij de hond onder de kar waarmee de melk van de ACO-fabriek aan de Wondestraat werd rondgebracht. In het boek gaat het om een foto op pagina 20 van Jan Geist. Maar dat was onze melkventer niet toen we aan de Grotestraat woonden. En wat te denken van de foto op pagina 155 met een tafereel zoals Hendrick Avercamp dat vroeger schilderde: ijspret op een mooie winterse zondagmiddag op het Kolkje. Daar heb ik ook voor het eerst geschaatst. Jij toch ook?
Melkventer Jan Geist met zijn hond onder kar
Overigens ging aan het huwelijk van Johanna Eva Klein Bruggink met Jan Boom nog een ander huwelijk vooraf dat wat meer publiciteit kreeg. Want op 7 januari 1937 trouwde prinses Juliana met prins Bernhard. Was het daarom dat ik enkele oranje-gezinde boekwerkjes tegenkwam in de tas met krantenknipsels en met de brieven over jouw medaille van Oranje-Nassau waarover ik je de vorige keer schreef? Je zou het bijna denken want amper twee maanden voor het huwelijk van je dochter legde koningin Wilhelmina in een Koninklijk Besluit vast dat rood, wit en blauw de kleuren zouden zijn van de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden. Dat was op 17 februari 1937. Kortom, het was voor menigeen een heuglijk jaar maar voor jou, afgezien van het huwelijk van je dochter, wat minder want zo koningsgezind was je nou ook weer niet.
En nu ik het toch over 1937 heb, uit dat bewuste jaar heb ik nog twee gebeurtenissen gehaald die verder niets met elkaar te maken hebben. Aan de ene kant traden Willy Walden en Piet Muijselaar - jij moet ze zeker gekend kennen - op 16 maart voor het eerst op als Snip en Snap. in de Bonte Dinsdagavondtrein, het radioprogramma van de AVRO. Ik was jarenlang - als kleine jongen - een absolute fan van dat programma op de dinsdagavond. Want ja, televisie was er toen nog niet. 
De Guernica van Pablo Picasso
Van een totaal andere orde speelde zich op 26 april, tien dagen na het huwelijk van je dochter, een drama af wat in de Baskische stad Guernica. Het was door de Luftwaffe van Hitler plat gebombardeerd bij wijze van vriendschapsgebaar aan dictator Franco. Het zou Picasso later inspireren tot zijn monumentale werk Guernica. Toen ik jaren geleden voor mijn werk als correspondent een keer in Guernica was, hoorde ik niets anders dan over de hardnekkige pogingen van het stadsbestuur om het werk van Picasso naar Baskenland te laten verhuizen. Maar daar stak de centrale regering in Madrid een stokje voor. Een zo groots en bekend werk moest in de hoofdstad van het land blijven. Want wat de Nachtwacht voor het Rijksmuseum in Amsterdam is, is de Guernica voor het Reina Sofa Museum in Madrid.
Genoeg geschiedenis? Nee, integendeel. In volgende brieven zal ik herinneringen ophalen aan gebeurtenissen van honderd jaar geleden zoals die werden weergegeven in het tijdschrift De Prins. Jij weet waarover het gaat want de hele jaargang, plus eerdere jaargangen van Het Leven, lagen bij jou in de nette voorkamer aan de Deldensestraat. Daar bladerde ik menig zondagmorgen met stijgende nieuwsgierigheid door de jaargangen. Ik weet het zeker, daar ontstond mijn belangstelling voor de journalistiek en het reizen. Andere werelden wilde ik zien en daarover schrijven. Zo is het ook gebeurd. 
Nu ik kan terugkijken op ruim vijftig jaar journalistiek wil ik jou (en mijn kleinkinderen) in mijn volgende brieven deelachtig maken van merkwaardige voorvallen en ontmoetingen waarover ik schreef. En soms ook niet want vaak is het verhaal over het verhaal vaak nog boeiender dan het verhaal zelf. Daarbij zal ik me blijven spiegelen aan gebeurtenissen uit 1919 zoals ik die ruim zestig jaar geleden aantrof op winterse zondagochtenden in jouw nette voorkamer. Net zoals ik nu heb teruggeblikt op een huwelijk van de overgrootouders van mijn kleindochter. Het is dus net zoiets als wat Jules Verne deed: wij gaan op reis door de tijd. Jij weet, na jouw overlijden, hoe het is om tijd en afstand te overbruggen alsof het niet zou bestaan.