14 september 2018

(O5) De discuswerper van de rommelmarkt


Beste opa,
Een opa en oma op de fancyfair in Diepenheim
Ik heb je niet gezien maar ik had je zo maar tegen kunnen komen. En dan nog wel in de manège van Diepenheim, ook al had je daar in je vorige leven niets te zoeken. Onder het dak van die manège - buiten miezerde het een beetje - wandelde ik door jouw leefwereld met meubels, keukengerei, lampen en kleedjes zoals jij en oma die thuis hadden. Ik zag zelfs twee portretten van een echtpaar… Tsja, het zouden je ouders geweest kunnen zijn. 

En verder? Veel serviesgoed, tafels, glaswerk, tapijtjes, stoelen, keukengerei, wandversieringen, portretjes, sigarendozen, kinderspeelgoed, klokken, kerstversieringen, bijbels, boeken en nog veel meer ‘goedbedoelde rotzooi´, zoals Wim Sonneveld dat ooit noemde. Brocante, heet dat in het uit het Frans geleende vocabulaire. Fancyfair zeggen ze dan in goed Nederlands, ook al zijn die twee  woorden overgenomen uit het Engels. Rommel- of vlooienmarkt zou beter zijn. Boedelscheidingen, erfenissen, leeggehaalde huizen, overbodige zaken, het komt uiteindelijk allemaal bij elkaar bij een fancyfair, een rommelmarkt of een kringloopwinkel.

Een tekening van Jacques Tardi
Uiteraard ging mijn interesse in de manège uit naar de afdeling waar de boeken waren verzameld. Want soms tref je best wel eens een bijzonder exemplaar aan. Zo vond ik nog maar kort geleden op de rommelmarkt in Delden een prachtig boekje over de wonderbaarlijke lotgevallen van Jubal Jubelslee met tekeningen die Rodolphe Töpffer in 1839 toevoegde aan de originele versie uit 1827. Toen was het boekje in Genève verschenen onder de titel Histoire de Monsieur Vieux-Bois. 
De teksten werden in 1975 op rijm gezet door niemand minder dan Gerrit Komrij. Dat begint zo: Al zijn liefdesavonturen, en hoe Jubal ´t moest bezuren, leest u hier, hoezee, hoezee! Ja, hoezee voor Jubelslee.…’. En dat allemaal voor twee euro. Trouwens, een van mijn dierbaarste boeken, Reis naar het einde van de Nacht van Louis-Ferdinand Céline vond ik met de originele tekeningen van de Franse tekenaar Jacques Tardi op de wekelijke boekenmarkt op het Spui in Amsterdam. 
De liefdesavonturen van Jubal Jubelslee
Maar goed, terug naar de manège. Wat je dan niet allemaal tegen kunt komen. Honderden boeken met een hoog Sissi-gehalte. Weinig wereldliteratuur. Wel een doos vol met een serie boeken over windjammers, zeilende oorlogsschepen, Zuidzeevaarders, de armada en passagiersschepen. 

Geen slechte lectuur voor iemand die in Diepenheim aan Zee woont.

En verder? Ach, ik noem er maar een paar: een gebedenboekje van Toon Hermans, Kinderrijmpjes onder de titel HandjePlak, een tijdschrift over zadelpijn en ander damesleed en een geschrift voor de Vlijtige Accordeonist. En dan nog het boekje De Naaimachine. Ondertitel: Heleen van Royen over moederschap. Met op de cover een nogal sexy uitziende dame achter de naaimachine.De schrik sloeg me om het hart. Zou mijn boek over de joffers Van Beckum - Martelaressen van adel - daar volgend jaar ook tussen liggen? Ik zag wel enkele boeken van Geert Mak. Bedenkelijk.
Uiteindelijk vond ik niets van mijn gading. Nou ja, één ding vond ik wel de moeite waard. Het was klein en het stond in de verste hoek van de manège. Het was een op hout geschilderde discuswerper. Er boven stond geschreven: VIII Olympiade. Daaronder: Yeus Olympiques, Paris 1924. 
Hoe kwam dat ding daar terecht? Wat had Diepenheim te maken met de Olympische Spelen van 1924 in Parijs? Weet jij het, beste opa? Jij was toen veertig jaar maar geen discuswerper. Fabrieksarbeider. Zo stond je ingeschreven bij de burgerlijke stand. Wie dan wel? Al googelend las ik dat het best wel memorabele spelen zijn geweest. Duitsland bleef uitgesloten omwille van de Eerste Wereldoorlog. Voor het eerst in de geschiedenis van de Spelen werd het olympische motto citius, altius, fortius gebruikt: sneller, hoger, sterker. Bij het zwemmen gingen er drie gouden medailles naar Johnny Weissmuller die ik in mijn jonge jaren nog vereerde als Tarzan.
Maar discuswerpen? Twee Amerikanen en een Fin stonden er toen op het podium. De enige Nederlander die mogelijk wel eens een discus had geworpen was Christiaan Tonnet. Hij bereikte in 1924 een achtste plaats op de moderne vijfkamp. Maar helaas, bij die vijf onderdelen (schermen, pistoolschieten, hardlopen, zwemmen en paardrijden) zat geen discuswerpen.
Toch is Tonnet even een verhaal apart. Als luitenant-kolonel van het Wapen der Artillerie werd hij tijdens de laatste wereldoorlog opgepakt en op transport gesteld naar Duitsland., Daar zou hij ongetwijfeld de dood hebben gevonden voor een vuurpeloton ware het niet dat hij onderweg bij Oldenzaal uit de trein wist te springen. Stoere vent, die Tonnet. Later sloot hij zich aan bij het Gewest Achterhoek van de Binnenlandse Strijdkrachten. Totdat hij op 14 november 1946 om het leven kwam bij een vliegramp op Schiphol.

Oldenzaal, Achterhoek? Je zou bijna gaan denken dat hij in die tijd Diepenheim een keer moet hebben gepasseerd. Zou hij, ter herinnering aan de Spelen van 1924 in Parijs, dat kleine bordje met de discuswerper als een blijvende herinnering meegenomen hebben? En heeft hij het kleinood vervolgens ergens tussen Oldenzaal en de Achterhoek laten liggen of verloren waarna het ruim zeventig jaar later in een vergeten hoek van de fancyfair in Diepenheim terecht kwam? Het zou zo maar kunnen.
Even dacht ik dat ik het wilde kopen. Zou jij het gedaan hebben? Maar ja, wat had ik eigenlijk met de Olympische Spelen van 1924 in Parijs? Niets. Een discus heb ik nooit geworpen. Jij toch ook niet? 
Ik heb het laten staan. Want uiteindelijk, zo bedacht ik mij, zou het kleinood na mijn dood opnieuw op een fancyfair, brocante-winkel of rommelmarkt terechtkomen.
Beste opa, waar je ook bent, ik wens je een bijzonder aangenaam weekeinde. En kijk eens even om je heen. Wie weet, kom je die Tonnet nog ergens tegen. In dat geval moet je hem veel groeten overbrengen van je kleinzoon uit Diepenheim aan Zee. Over twee weken krijg je weer een brief van mij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten