13 augustus 2018

(O3) Op de fiets naar de Memre Boekoe Kazerne




V.l.n.r. oma, mijn moeder, opa en oom Johan
 Beste opa,
Memre Boekoe? Zo ver ben jij nooit gekomen op de fiets. Ik vraag me zelfs af of je weet waar de Memre Boekoe Kazerne zich bevindt? Nee, niet op de Veluwe of in de Biesbosch maar aan de Gemenelandsweg in Paramaribo. In de eerste week na de staatsgreep van Bouterse in februari 1980 fietste ik elke dag van hotel Krasnapolsky in het centrum van de stad naar de Memre Boekoe Kazerne om daar het laatste nieuws te horen van de militairen. Met die informatie fietste ik terug naar het hotel waar ik vijf dagen exclusieve verhalen over de gevolgen van de staatsgreep naar het Algemeen Dagblad zond. Want in die dagen was ik de enige Nederlandse journalist in Suriname. Bovendien had ik een fiets. Kortom, ik was een bofkont.
Het voorval herinnerde mij aan een regenachtige zondagochtend in jouw huis aan de Deldensestraat in Almelo. Je weet, vrijwel altijd als ik bij jou en oma opa bezoek was, trok ik me in mijn solitaire uurtjes terug in de voorkamer waar de jaargangen 1914/1918 lagen van Het Leven (geredigeerd door Frans van Erlevoordt). Daarin las ik het verhaal van een verslaggever die op zijn fiets van Rotterdam naar Antwerpen peddelde, de fiets ergens parkeerde, vervolgens enkele kilometers doorliep naar de frontlinies in de Eerste Wereldoorlog, daar een paar dagen verbleef, terugliep naar zijn fiets om tenslotte tegen weer en wind de terugreis naar Rotterdam te ondernemen. Ay, het zijn de romantische horizonten van de journalistiek ook al ging het over oorlog en staatsgreep. 

Maar daarover wil ik het nu niet hebben. Het gaat mij om de fiets. Eigenlijk omdat ik een foto terugvond waarop jij staat afgebeeld, samen met oma, met (geheel rechts) oom Johan en met een meisje van een jaar of zestien. Een meisje? Jezus, dat was mijn moeder. Jouw dochter dus.  
Aankomst in Losser met de Böggelrieders
Fietsen zat jou in het bloed. En waren jullie tweeën het niet - jij en oom Johan - die voor een driedaagse fietsvakantie naar Arnhem gingen? Heel ongewoon voor een fabrieksarbeider.
Ik meen mij zelfs te herinneren dat je een van de eerste fietsers in Almelo was, toen nog op zo’n onmogelijk rijwiel met een laag voorwiel en een immens hoog achterwiel. Ik heb er nooit op gefietst. Maar ik kwam ze wel tegen toen ik in augustus 1982 een avontuurlijke reis door Twente maakte in het spoor van Harm Boom en zijn reisportefeuille die hij in 1846 schreef. Bij aankomst in Losser werd ik met een glaasje foezel opgewacht door de Böggelrieders. Enfin, de foto heb ik bijgesloten. Over die tocht, die ik overigens per koets aflegde, zal ik het een volgende keer nog wel eens hebben.
Mijn eerste kilometers op de fiets legde ik af op een driewieler, toen ik nog aan de Willem de Clerqstraat woonde. Later, toen ik was verhuisd naar de Grotestraat kreeg ik een heuse fiets. Het rijden daarop leerde ik op het plaveisel van het Molenkampspark in Almelo. Kreng van een fiets, voorzien van blokhoge trappers zodat ik er nog net bij kon. Echt zo’n fiets waarmee je je niet durfde te laten zien omdat de houtblokken op de trappers aangaven dat je een beginneling was.
Wat nog vers in mijn herinnering staat, is de keren dat jij en ik op de fiets van Almelo naar Albergen reden. Eerst de Gravenallee, vervolgens bij de Pook, de oversteek op de brug over het Almelo-Nordhornkanaal dat toen nog bevaarbaar was, en daarna nog enkele kilometers voordat we de fiets achterlieten op een boerenerf. De laatste honderd meter moesten we lopend afleggen naar de tribune langs het motorcircuit. Want ja, onder jouw leiding mocht ik mee naar de motorraces van Tubbergen.
Een eervolle tweede plaats op de Holterberg
En nu? Is de fiets een essentieel onderdeel geworden van mijn reislustige leven? Nee en ja. Nee, omdat ik op de fiets, als het om afstanden gaat, nooit verder ben gekomen dan Almelo-Harlingen heen en terug. Dat moet in 1962 zijn geweest toen ik met een vriendje ging kamperen op Terschelling. Toen kon ik nog tempo maken. Van de fietstocht herinner ik me niets meer. Het enige dat ik nog weet, is dat ik na terugkeer in Almelo laat op de zondagmiddag nog even naar het bijkantoor van het Dagblad van het Oosten peddelde om te zien wie de etappe van de Tour de Franse had gewonnen. In die tijd werden de uitslagen nog keurig met krijt op een bord geschreven. Op weg daar naar toe zakte ik door de as van het achterwiel van mijn fiets. Nog een geluk dat dat niet bij Sneek was gebeurd.
Aangemoedigd door de Tour de France heb ik me later één keer laten verleiden om mee te doen aan een race-wedstrijd voor journalisten. Dat speelde zich af op de Holterberg. Ik werd tweede in de kopgroep van drie. Of er daarna nog een peloton over de streep kwam, weet ik niet meer.
Op de fiets op Ameland
En verder? Af en toe zat ik wel eens op de fiets. Zelden in Spanje. Wel een keer op Ameland. Op mijn buitenlandse reizen zou ik van elk beschikbaar vervoermiddel gebruik maken: de bus, de auto, de boot, de luxe-bus (in de Verenigde Staten en in Brazilië), de kippenbus (in Mexico), de koets, een vrachtwagen (in Bolivia), het vliegtuig en de taxi. Behalve toen ik in Suriname was en voortdurend met de fiets op en neer reed naar de Memre Boekoe Kazerne.
Op het pontje over de IJssel
Intussen ben ik de gelukkige bezitter van een e-bike. Dat is een elektrische fiets. Vraag me niet hoe het werkt, maar het werkt. Met zo’n fiets ben ik vorige week van Nunspeet naar Diepenheim gefietst. Een kleine 75 kilometer. Maar dan wel op de heetste dag van het jaar met onderweg 36 graden. Met halverwege de oversteek over de IJssel op het pontje tussen Welsum en Olst. Dat reisje over het rivierwater heb ik met een eervolle vermelding toegevoegd aan mijn bootreisjes over de Amazone (bij Manaus), de Donau (bij Vács) en de Garonne (bij Blaye). Na terugkeer thuis kon ik overigens nog maar één ding zeggen: KAPUTT.
Twee dagen later maakte ik op mijn nieuw verworven fiets een tochtje van 40 kilometer. Kleinigheidje. Trouwens, Albert Einstein zei het al: ‘Het leven is als het berijden van een fiets. Om je evenwicht te houden, moet je in beweging blijven’. E-bikes waren er in jouw en Einsteins tijd nog niet. Maar als je eenmaal op zo’n e-bike zit, blijf je wel in beweging. En daar gaat het om. Het lonkt naar nieuwe horizonten en fietsplezier. Hetzelfde plezier dat ik als wielertoerist beleefde toen ik met jou naar de training van de motorraces van Tubbergen ging. 
En over wielertoeristen en plezier gesproken, kijk ook even naar dit filmpje van Philippe Geubels:
                             https://www.youtube.com/watch?v=HATW1nNZSAw



Geen opmerkingen:

Een reactie posten