13 november 2018

(O9) Een interview met Leonardo da Vinci (1)


Leonardo da Vinci
Beste opa,
Als je tijd hebt, moet je toch even naar de expositie in het Teylers-museum in Haarlem waar originele tekeningen van Leonardo da Vinci worden getoond. Tenslotte moet het voor jou een fluitje van een cent zijn om ongezien het museum te bezoeken, zonder museumkaart of entreebewijs want niemand ziet je.
Jij mag dan in het volgende leven vertoeven, ik kan terugkijken op een interview met Da Vinci in mijn vorige leven als journalist. Dat vraaggesprek wil ik je niet onthouden. Het vond plaats in Milaan in september 1506. Gemakkelijk was het niet om de toen 54-jarige uomo universale te localiseren. In Florence was hij eerder dat jaar niet meer. Net toen Michelangelo daar vertoornd was gearriveerd uit Rome, was Da Vinci met de noorderzon vertrokken naar het door de Fransen bezette Milaan. Wachtend op nieuwe opdrachten van de Franse gouverneur Charles d’Amboise werkte Da Vinci in de refter aan enkele lunetten. Daar trof ik hem aan.
Na een paar koppen koffie en enige conversatie over leven en dood vroeg ik hem - om gelijk maar met de deur in huis te vallen - naar de sleutel tot het geheim van ons bestaan. Langzaam herhaalde Da Vinci die vraag. Toen, na een korte pauze met gesloten ogen, zei hij: ‘Goede vriend, doe geen moeite. De sleutel die u zoekt, bent u onderweg al tegengekomen. Het is de natuur. Wat anders dan de schoonheid van de natuur waarvan je alleen met je ogen kunt genieten? De natuur is leidraad voor ons handelen. Het is de natuur in alle glorie die ons bestaan rechtvaardigt en zin geeft aan ons leven. Alle kennis die we hebben vergaard en nog zullen vergaren komt voort uit datgene wat we voelen. En wat we voelen, is natuur. Puur natuur. Zoals wij zijn.’
Een schets van Da Vinci
Zijn ogen glinsterden. Het leek, beste opa, alsof hij niet meer tegen zijn bezoek praatte maar tegen zichzelf. ‘Neem het oog’, oreerde hij. ‘Het oog omarmt de schoonheid van de hele wereld. Zien is ons meest nobele zintuig. Het oog maakt minder fouten dan de geest. Daarom is schilderen een heilige wetenschap en geen mechanische bezigheid. Het overtreft alle andere kunsten, ook als het om poëzie gaat. De verliefde dichter beschrijft de schoonheid van een jonge vrouw, de schilder legt haar vast in verf. Hij transformeert de liefde als het ware in kleuren.’
- En de muziek, vroeg ik hem? Muziek kan ons toch ook n hemelse sferen brengen.
Da Vinci (zonder te haperen): ‘Muziek, mijn vriend, is de jongere zuster van de schilderkunst. Zij vertegenwoordigt het onzichtbare. Ook muziek creëert harmonie maar zij sterft op het moment dat het zich uit. Een schilderij is voor eeuwig.’
- Dat wordt ook gezegd van de beeldhouwkunst…..
Een schets van Da Vinci
Oeps. Dat was het moment dat Da Vinci’s stem ineens een spottende ondertoon kreeg. Dacht hij even aan zijn aartsrivaal Michelangelo? ‘Een beeldhouwer kan nooit wedijveren met een schilder’, zei hij toen gedecideerd. ‘Een beeld is afhankelijk van de lichtval die van boven komt. Een schilderij daarentegen draagt licht en schaduw met zich mee, waar het schilderij ook wordt geplaatst. Het perspectief dat een beeldhouwer kan benutten, is minimaal. Een schilder kan een perspectief aanbrengen dat honderd mijl achter het eigenlijke schilderij ligt. Het enige voordeel van een beeld is dat het langer bestand is tegen de invloed van de tijd. Voor de rest is alles in het schilderen als een wonder. Het licht, de schaduw, de kleur, de dikte van de verf, de figuren, hun positie, de afstand, de nabijheid, de beweging, de berusting, eigenlijk is er niets dat je niet in de schilderkunst kunt weergeven.’ 
- U beschouwt beeldhouwen dus niet als een gave….?
Da Vinci schudde zijn hoofd. ‘Beeldhouwen is typisch een ambachtelijk, ja bijna boers beroep. Het werk maakt de beeldhouwer smerig, hij transpireert, het marmerstof bedekt zijn gezicht. De schilder zit echter elegant voor zijn werk, dipt zijn kwast in het kleurenpalet, kan zich laten vergezellen door muziek zonder dat hij hoofdpijn krijgt van het gehamer op steen. Nee, beeldhouwen is een beroep. Schilderen is een roeping en is bovendien duizend keer intellectueler.’

- Met Michelangelo door dezelfde deur gaan, lukt niet erg…….
Daar raakte ik een gevoelige snaar. Da Vinci schoot overeind. ‘Het geduld is de beschermheer tegen de belediging, zoals kleren ons weren tegen de kou.’ En toen bits: ‘Michelangelo is een verwaande kwast. Hij werkt voor het geld, niet voor de eer.’ 
- En u? Waarvoor schildert u?
Da Vinci: ‘Schilderen betekent voor mij iets contemplatiefs, want schilderen is iets dat je geest voortbrengt. Het oog van de schilder is als het venster van de ziel. Een goede schilder moet daarom twee dingen schilderen, namelijk de mens en diens geestesgesteldheid. Het eerste is gemakkelijk, maar het tweede is moeilijk, want dat moet je uitdrukken door middel van gebaren en bewegingen van de ledematen.’ 
- Schilderen is ook vaak een kwestie van schaduw en licht.
Da Vinci: ‘U zegt het. Maar weet dan dat de schaduw meer macht heeft dan het licht. Het licht kan de schaduw nooit helemaal verjagen. De schaduw kent vele nuances van een niet te meten donkerheid. De schaduw is het middel waarmee lichamen hun vorm openbaren. Door voorwerpen in licht te laten baden, dompelt men ze in het oneindige.’
Enfin, beste opa, tot zover het eerste deel van mijn interview met Leonardo da Vinci. In de volgende brief, eind deze maand, zul je het tweede gedeelte kunnen lezen waarin hij uitlegt wat hij heeft bedoeld met de glimlach van de ziel. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten